Foto: Jurriaan Hoefsmit
“Maak kinderen hongerig naar nieuwe woorden”, is de belangrijkste tip die trainer Ilse van der Fits heeft voor iedereen die zich bezighoudt met het opbouwen van een goede woordenschat bij kinderen.
Ilse is al ruim 7 jaar verbonden aan Rezulto als trainer en traint en begeleidt leerkrachten, pedagogisch medewerkers en hele schoolteams in het geven van structureel woordenschatonderwijs. In haar rol als NT2-specialist en leerkracht in de de onderbouw komt Ilse nog vele situaties tegen waar goed woordenschatonderwijs cruciaal is. Wij vragen haar het hemd van het lijf om haar tips met ons te delen.
Waarom is goede training van de leerkrachten zo belangrijk?
Het is belangrijk dat wanneer je werkt aan het opbouwen van de woordenschat van jonge kinderen, dat je dat op structurele wijze doet. Dit in het bijzonder als je hebt te maken met NT2-leerlingen, die vaak al een woordenschatachterstand hebben. Dit doe je niet door het aanbieden van normale lessen, of door met kinderen te kletsen of door met ze te spelen. Ze leren dan wel, maar niet snel genoeg. Je moet dus veel tijd besteden aan de betekenissen van woorden en hoe je de woorden in allerlei contexten kunt gebruiken.
Wanneer je in de eerste paar jaren van hun schoolcarrière heel gestructureerd woordenschat aanbiedt, dan zorg je ervoor dat er in de breinen een gestructureerd netwerk ontstaat van alle betekenissen die ze nodig hebben. Dit is een proces wat helaas niet ‘even’ tussendoor kan, daar moet je kennis van hebben. Leerkrachten moeten zich erin verdiepen en getraind worden om erachter te komen wat de achterliggende structuur is. Pas dan kan een leerkracht alles uit het lesmateriaal halen.
Wat zijn de meest voorkomende vragen tijdens een training? En kunnen we die beantwoorden?
Maak tijd! Leerkrachten hebben het heel druk en ze hebben een heel vol programma. De vraag: ‘hoe past dit in mijn rooster’, komt dan ook altijd wel naar boven. Tijdens mijn trainingen besteed ik veel aandacht aan het toepassen van het lesmateriaal in de praktijk. Ik laat ze zien hoe ze het kunnen koppelen met de bestaande thema’s en programma’s.
Om effectief bezig te zijn met woordenschatontwikkeling is het van belang om woordenschat altijd voorrang te geven. Wanneer jij als leerkracht of pm’er niet genoeg aandacht aan woordenschat besteedt, maar wel je lessen geeft en thema’s behandelt dan ben je niet meer effectief bezig, want ze begrijpen de helft niet. Zet je goed in op woordenschat? Dan gaat de rest automatisch ook beter.
Tijdens een training zeg ik: “pak je planning erbij en wat kun je skippen en wat is ondergeschikt aan woordenschat?”. Misschien moet je 10 minuten eerder naar binnen gaan in plaats van langer buitenspelen. Of maak van een uur speelwerktijd 50 minuten en snoep nog ergens anders 5 minuten vandaan.
In mijn ogen moeten de leerkrachten het er niet bij doen, want hun programma is al druk genoeg, maar ze moeten het in plaats van iets anders doen. Op deze manier wordt de drempel lager. Veel leerkrachten kijken er in eerste instantie er dan ook tegenop om het lesmateriaal te gebruiken, maar als het eenmaal geïntegreerd is in het programma, dan past het prima. Het is ook bewezen dat het past, ik zeg ook altijd: “je bent niet de eerste die hiermee gaat werken”. Ik merk dat het handig is dat ik zelf in het onderwijs werk, hierdoor kan ik heel makkelijk aangeven hoe je het kunt implementeren.
Geef je les aan de hele klas of is het beter om het in een kleinere groep te doen?
Dit verschilt per situatie. Het materiaal is zo mooi, dat het leuk is voor de hele klas en diepere woordkennis kan geen kwaad. Ik raad aan om klassikaal te starten, het is super leuk materiaal en kinderen vinden het ook echt leuk om die lessen te krijgen.
Maar kinderen die heel weinig taalkennis hebben, die kunnen er baat bij hebben om misschien vooraf of naderhand nog een extra lesje te doen. Hier hanteer ik zelf de 80/20 regel. Kent 80% van de klas de woorden al, dan ga je daar geen klassikale of uitgebreide les over geven en dan doe je dit alleen voor die 20%. Het is dus van groot belang dat je goed je groep in kaart hebt.
Wat zijn de meest gemaakte fouten tijdens het gebruik van het lesmateriaal?
We zien vaak dat leerkrachten het eerste lesje geven, maar daarna stopt het. Ze nemen de kinderen er niet verder in mee, ze herhalen het niet genoeg gedurende de week/dag. Het wordt gezien als vandaag een les en morgen weer een lesje. Maar het is materiaal dat moet aansluiten bij bestaande lessen om zo vaak mogelijk woorden te herhalen. Helaas ben je er nog niet met dat ene lesje.
Ook zien we dat scholen het aanvragen en het wordt vaak vergoed. Het pakket komt dan aan op school en veel docenten doen dan online een training. Hierna zien we helaas dat ze er soms niks meer doen. Ze gaan er dan zelf mee aan de slag, maar niet op de manier waarop het eigenlijk moet.
Wat is jouw gouden tip wat betreft het gebruik van LOGO die je aan elke leerkracht mee wil geven?
Maak kinderen hongerig naar nieuwe woorden en zorg dat je voorspelbaar leerkracht gedrag vertoont. Zet bijvoorbeeld je planning of activiteitenlijst op het bord en zet daar ‘LOGO’ of ‘nieuwe woorden aanleren’ neer. Zo worden de kinderen getriggerd en denken ze: ‘oh ik zie het poppetje van LOGO, ik ga snel klaarzitten’.
Een leuke anekdote die ik tijdens mijn trainingen regelmatig vertel, is dat ik met mijn kleuterklas één keer per jaar naar de christelijke kerk ga. De kerk staat in de straat van de school en in de week van het geloof leren we de kleuters meer over het christendom. In andere klassen leren ze over andere geloven, zo komen de kinderen met meerdere geloven in aanraking. Tijdens het uitje mogen de kinderen even op het orgel spelen, de kerkklok luiden en gaan we naar het doopvont. Toen we voor het doopvont stonden, vroeg de koster aan de kinderen: ‘Weten jullie wat dopen is?’. Een van de kinderen zei: ‘nee, dat woord hebben we nog niet gehad bij LOGO!’. Dit is een heel goed voorbeeld van hoe je wil dat de kinderen reageren op het leren van nieuwe woorden. Een compliment voor LOGO en voor mij als leerkracht. Maar dit is een goed voorbeeld van hoe hongerig kinderen naar nieuwe woorden zijn.
Wat zorgt ervoor dat de kinderen ‘hongerig’ zijn naar nieuwe woorden?
De lessen waarin LOGO wordt toegepast zijn betekenisvol en compact. Je zorgt met behulp van de leerkrachtkaarten dat de kinderen actief zijn met de uitjes (uitbreiding, uitleggen en uitbeelden). De kinderen gebruiken al hun zintuigen, want het is niet alleen auditief, maar je doet er van alles bij. Daarbij is het materiaal leuk, kleurrijk en interactief.
Heb je meer tips over woordenschat in het algemeen?
Zet het hoog op je agenda, woordenschat is zó belangrijk. Dit merk ik in mijn rol als leerkracht, en zeker bij NT2-leerlingen. Het is van groot belang dat je de leerlingen na 8 jaar basisschool met een goede woordenschat de middelbare school laat betreden. Maak het betekenisvol, want rijtjes stampen werkt niet. En tot slot, maak plezier want woordenschatonderwijs is leuk!
Merk je dat leerkrachten na de training veel met de tips doen?
Ik krijg bijna altijd terug dat de leerkrachten het een inspirerende sessie vonden en dat ze aan de slag willen met het materiaal. Ik praat altijd over knallers en knellers en ik merk over het algemeen dat er veel knallers zijn! Wat onze basisschoolleerkrachten doen, is zo belangrijk. Want als zij het niet doen, doet niemand het en groeit de ongelijkheid.
De progressie van de kinderen is heel zichtbaar en is leuk om te zien. Het is kicken als leerlingen de woorden gaan gebruiken die ze geleerd hebben bij jou in de les. Ook zie je dat ze meer begrijpen en dat je niet meer tegen ze aanpraat, maar dat het ze bereikt.