Je hoort wel eens: ‘Waarom zouden we aandacht moeten geven aan woordenschat? Kinderen zijn snelle woordleerders. Een rijk taalklimaat, met veel boeken in de klas, maakt dat leerlingen woorden kunnen oppikken uit de context. Dan leren ze toch vanzelf de woorden die daarin langskomen?’
Wat zou het mooi zijn als dit zou kloppen.

In de praktijk zijn het vooral de leerlingen met een grote woordenschat, die op deze manier snel nieuwe woorden oppikken. Maar er zijn ook leerlingen met een kleine woordenschat. Onderzoekers signaleren grote verschillen en spreken van een verontrustende woordenkloof. Kinderen uit bevoorrechte gezinnen krijgen van huis uit duizenden woorden mee en pikken elke schooldag veel nieuwe woorden en betekenissen op. Maar de kleuters uit sociaal lagere milieus of met een andere taalachtergrond, komen soms niet verder dan een paar honderd woorden. Ze beginnen op achterstand en gaan ook nog eens minder hard vooruit. Woordenschatverrijking is namelijk vooral nieuwe woorden vastplakken aan reeds bekende woorden. Hoe meer woorden je kent, hoe meer je kunt aanhaken. Als je weinig woorden kent dan kun je niet zo vaak aanhaken. Zo wordt de kloof vergroot.

Daar bovenop krijgen de kinderen met hoger opgeleide ouders ook na schooltijd thuis, met familie en kennissen, voortdurend kansen om hun woordkennis nog verder uitbreiden: bij gesprekjes aan de eetkamer tafel,  het (voor)lezen voor het slapen gaan, of de bezoekjes aan oma en opa, etc. Hoe anders is dat vaak voor kinderen uit achterstandsgezinnen of kinderen met een andere thuistaal. Zij zijn vooral afhankelijk van het aanbod op school en de steun van de leerkracht.

Je doet deze kinderen gauw te kort als je niet veel expliciete aandacht besteedt aan nieuwe en aan extra woorden en hun betekenissen. Het is misschien niet makkelijk om in het overvolle lesplan ook nog eens extra tijd vrij te maken voor het leren van woorden. Maar woordenschat komt hoog op het prioriteitenlijstje te staan als je de volgende 3 redenen voor ogen houdt.

1. Woorden zijn de bouwstenen van taal én kennisopbouw.

Woorden spelen een sleutelrol in bijna alle klassenactiviteiten. Er wordt in de klas wat af gepraat, geluisterd, gelezen en geschreven. Bij alle gesprekjes, uitleg, instructie zijn woorden de betekenisdragers in de communicatie. Als je de verbole niet kent, gaat de mesage verloren. Huh?? Ja, als je de woorden niet kent gaat de boodschap langs je heen. Maar er is meer: de bekende leerpsycholoog Vygotsky benadrukte dat woorden bouwstenen vormen, niet alleen in het taalgebruik en de  taalontwikkeling, maar óók bij het leren en de cognitieve ontwikkeling van kinderen! In woordbetekenissen komen taal en denken samen: ‘thought and speech unite’ (Vygotsky, 1962).  Inzetten op woordenschatonderwijs is een geweldige investering: niet alleen de luister-, spreek-, lees- en schrijfvaardigheid worden veel beter, maar ook de leeropbrengst in andere vakken wordt vergroot. Dat blijkt uit onderzoek en je merkt het in de praktijk. Met extra woordenschatonderwijs is over de hele linie veel winst te behalen: werken aan woordenschat is werken aan kennisopbouw en dus aan schoolsucces.  

2. Als je de zaken op z’n beloop laat worden woordenschatachterstanden steeds groter!

Wist je dat je 95% van de woorden van een tekst moet kennen om deze goed te kunnen begrijpen? Pas dan kun je de betekenis van de nieuwe woorden raden. Kinderen met een lage woordenschat, die daardoor de taal om hen heen niet helemaal tot in de finesses begrijpen, missen te veel cues om de betekenis van een nieuw woord te kunnen raden.

 

Uit: Meer en Beter Woorden leren, M. Verhallen https://www.onderwijsmaakjesamen.nl/uploads/2018/12/SaZ-B-Meer-en-beter-woorden-leren.pdf

Ook is het belangrijk te beseffen dat er bij woordenschatopbouw sprake is van een soort exponentiele groei. Elk geleerd woord vormt weer een aanhakingspunt voor nieuw te leren woorden. Daarom moeten alle leerlingen zo snel mogelijk een stevige basiswoordenschat verwerven. Dat vergroot het begrip en daar kunnen ze dan op voortbouwen, nieuwe verbindingen leggen en taal-denk-combinaties maken.

3. Expliciete instructie is hét middel om kinderen goed en snel de benodigde woorden aan te leren

Kinderen leren het snelst woorden als ze meteen een korte heldere betekenisuitleg krijgen en daarna woorden kunnen herhalen in verschillende contexten. Dat kan kort en speels.

We weten uit onderzoek wat de succesfactoren zijn bij woordenschatonderwijs: waarom zouden we het dan niet gaan doen? Concrete voorwerpen, gebaren of plaatjes gekoppeld aan een kindvriendelijke uitleg blijken heel erg bij te dragen aan het begrijpen van woorden en opslaan van betekenissen; een woordmuur met afbeeldingen in de klas maakt dat de kinderen kunnen terugkijken en de woorden sneller onthouden. Als je woorden in logische clusters kort en krachtig “pre-teacht” en geïntegreerd in de onderwijsactiviteiten terug laat komen, kun je leerlingen enorm helpen om de woordenschatachterstand in te halen. Met vooraf aangeboden woordkennis maak je de taal in de klas meer begrijpelijk. Dan kunnen ook de minder bevoorrechte leerlingen profiteren van het rijke taalklimaat in de klas en incidenteel nieuwe woorden oppikken. Dan kunnen ook zij de teksten beter begrijpen en woorden aanhaken terwijl ze meepraten, meelezen, meedenken en met alle activiteiten in het onderwijs meedoen.

Probeer het uit: richt je deze week specifiek op de taalzwakkere leerlingen en geef ze een extra woordenschat-boost. Kies woorden uit de komende onderwijsactiviteiten, pre-teach en herhaal. Kijk wat dat oplevert en deel je ervaringen hieronder. Er wordt wel gezegd ‘Niets is zo besmettelijk als enthousiasme’, al gaat dat na Covid niet helemaal meer op.  

Marianne Verhallen

Lees verder