Beste lezer,

Leerkrachten vinden het soms lastig om LOGO-clusters te verbinden aan hun eigen klassenactiviteiten of om deze aan te haken bij de actuele belevingen en ervaringen van hun leerlingen. Daarom willen we hier iedere maand aandacht aan besteden in de vorm van een nieuwe rubriek: Lesideeën van Linda

In deze rubriek geef ik praktische voorbeelden ter inspiratie voor hoe je LOGO-clusters kunt aanbieden bij een zelfgekozen actueel onderwerp dat in de tijd speelt. Deze clusters worden aangehaakt bij recente en actuele belevingen en ervaringen van leerlingen en worden vervolgens verbonden aan klassenactiviteiten. Het voordeel hiervan is dat leerlingen persoonlijke ervaringen kunnen oproepen en deze kunnen inbrengen in de activiteit en bij de interactieve verwerking van de woorden. Dit zorgt ervoor dat leerlingen deze woorden beter zullen begrijpen en onthouden. 

Ik hoop dat je door deze rubriek inspiratie opdoet om zelf de actualiteit op te zoeken en ontdekt dat je gemakkelijk LOGO-clusters kunt koppelen aan wat er momenteel speelt.

Veel succes!

Linda Meijer

Tijdens deze rubriek staat het actuele onderwerp terug naar school centraal. Hieronder vind je de LOGO-clusters per groep die gebruikt worden:

Groep 1 Groep 2 Groep 3
Cluster 37 (lente): heen, heen en terug, terug Cluster 39 (winter): de vreemde, de kennis, de vriend/vriendin, ontmoeten. Cluster 29 (herfst): een streep trekken, stippellijn, onderstrepen, liniaal, doorstrepen, kantlijn.
    Optioneel: Cluster 33 (herfst): inkt, vulpen, balpen.

Lesidee – groep 1, cluster 37 (lente)

Heen, heen en terug, terug

  1. Voorbereiding: zorg dat je op het digibord een plaatje hebt van een vakantieplek en een huis.
  2. Gebruik de leerkrachtkaart. Benoem tijdens de voorbewerking dat de vakantie net afgelopen is. Misschien zijn de kinderen wel op vakantie geweest of zijn zij ergens naartoe gegaan. Hierna moesten zij ook weer naar huis. Vertel de kinderen dat zij hier woorden over gaan leren. Voer het voorbewerken en semantiseren verder uit zoals aangegeven op de leerkrachtkaart.
  3. Tijdens de interactieve verwerking kun je dit cluster koppelen aan de vakantie die net afgelopen is. Laat de plaatjes van het vakantieland en het huis zien op het digibord en vertel over jouw vakantie. Terwijl je vertelt wijs je de plaatjes aan op het digibord. Bijvoorbeeld: “Tijdens de vakantie ben ik ook ergens heen gegaan. Ik ging op vakantie naar xxx. Hier ging ik heen met de auto. Ik ging niet alleen op vakantie, ik ging samen heen met xxx. Ik ben daar een week gebleven en toen gingen we weer terug. Terug met de auto naar huis.
  4. Stel de kinderen extra vragen:
    • Waar ben jij heen gegaan tijdens de vakantie? (Vakantieland, pretpark, zwembad, etc.)
    • Hoe ging je daar heen? (Met de auto, boot, fiets, etc.)
    • Met wie ging je daar heen?
    • Hoelang bleef je daar voordat je weer terug ging?
    • Hoe ging je terug?
  5. Tijdens het consolideren en controleren gaan jullie op het schoolplein of in de speelzaal een spel spelen. De kinderen staan allemaal tegen een muur aan. Jij noemt steeds verschillende stellingen op over de vakantie waarbij de kinderen heen en terug naar de muur moeten lopen/rennen/huppelen etc. als zij dit gedaan hebben in de vakantie. Bijvoorbeeld: ‘Als je deze vakantie hebt gevoetbald, dan hinkel je heen en terug naar de muur’.  
    Een aantal voorbeelden van wat je kan vragen:
    • Als je deze vakantie naar het zwembad bent gegaan loop je heen en terug naar de muur; 
    • Als je met de auto op vakantie bent geweest hinkel je heen en terug naar de muur;
    • Als je deze vakantie naar het strand bent geweest huppel je heen en terug naar de muur;
    • Etc.
  6. Je kunt het spel nog actiever maken door na het spel de kinderen zelf activiteiten etc. uit de vakantie te laten bedenken. Jij blijft wel steeds degene die de vragen stelt. Deze zien er dan als volgt uit: ‘Als je met de auto op vakantie bent geweest loop je heen naar de muur. Als je ook in het zwembad bent geweest loop je weer terug.’
  7. De rest van de leerkrachtkaart kan naar eigen inzicht verder uitgevoerd worden.

Lesidee – groep 2, cluster 39 (winter)

De vreemde, de kennis, de vriend/vriendin, ontmoeten 

  1. Gebruik de leerkrachtkaart. Benoem tijdens het voorbewerken dat we nu weer terug zijn in de klas na de vakantie. Kennen we elkaar eigenlijk allemaal? Of nog niet? Vertel de kinderen dat ze hier woorden over gaan leren. Voer het voorbewerken en semantiseren verder uit zoals aangegeven op de leerkrachtkaart.
  2. Tijdens de interactieve verwerking kun je ook aanhaken dat er net gestart is met het nieuwe schooljaar. Misschien zitten er kinderen in de klas die elkaar al kenden (van vorig jaar) en vrienden van elkaar zijn? Zijn er nog kinderen in de klas die zij niet kennen, een kind dat (nu nog) een vreemde is, maar een vriend of vriendin kan worden? En de juf en/of stagiaire, is dat een kennis of vreemde? Etc.
  3. Tijdens het consolideren en controleren gaan jullie een spel doen. De kinderen mogen hierbij door de klas wandelen. Bij een afgesproken geluid of signaal zoeken de kinderen een maatje. Benoem dat zij op deze manier een (nieuw) klasgenootje ontmoeten. Misschien iemand die zij nog niet zo goed kennen. Dit kan een vreemde zijn of een kennis. Wanneer zij een maatje hebben gevonden geef jij ze een vraag die ze aan elkaar gaan stellen. Op deze manier kunnen zij kennis maken of elkaar (nog) beter leren kennen. Vragen die de kinderen elkaar kunnen stellen:
    • Waar speel je het liefst mee?
    • Heb je een broer(tje) of zus(je)?
    • Heb je een huisdier?
    • Etc. Na ongeveer een minuut mogen de kinderen weer opnieuw door de klas lopen en ontmoeten zij na het afgesproken signaal een nieuw klasgenootje.
  4. De rest van de leerkrachtkaart kan naar eigen inzicht verder uitgevoerd worden.

 

Lesidee – groep 3, cluster 29 (herfst)

Een streep trekken, stippellijn, onderstrepen, liniaal, doorstrepen, kantlijn.

  1. Voorbewerking: zorg dat je op het bord een aantal plaatjes hebt van strepen op de weg.
  2. Gebruik de leerkrachtkaart. Benoem tijdens het voorbewerken dat de kinderen tijdens de vakantie misschien wel met de auto, de fiets of lopend ergens naartoe zijn gegaan. Hiervoor moesten zij over de weg reizen. Laat de plaatjes van strepen op de weg zien. Misschien zijn zij die strepen ook tegengekomen. Waar hebben zij die strepen gezien? Zijn er nog andere plekken waar je strepen kunt zien? (Zwembad, gebouw, etc.). Vertel de kinderen dat ze vandaag woorden gaan leren die te maken hebben met strepen. Voer het voorbewerken en semantiseren verder uit zoals aangegeven.
  3. Tijdens het consolideren en controleren kun je een opdracht met plaatjes (bijvoorbeeld over de vakantie/terug naar school) en/of korte makkelijke woorden doen. Dit kun je doen door de kinderen een gekopieerd blaadje te geven met zelfgekozen plaatjes en/of woorden. Vervolgens geef je de kinderen steeds kleine opdrachtjes waarin zij een streep trekken, een stippellijn maken, onderstrepen, etc.
  4. Hieronder vind je voorbeelden van vragen die je tijdens de opdracht kunt stellen:
    • Trek met je potlood een streep van boven naar beneden. Gebruik hierbij je liniaal;
    • Je mag het vliegtuig (plaatje) doorstrepen;
    • Onderstreep het woord ‘hok’.
    • Gebruik je liniaal en zet een stippellijn onder het woord ‘ik’;
    • Trek een streep onder de koffer (plaatje) met een liniaal. 
    • Etc.
  5. Tijdens de opdracht kijk je samen na op het digibord. Blijf de clusterwoorden herhalen. Je kunt ook de betekenis van de woorden nogmaals herhalen.
  6. Je kunt controleren door bijvoorbeeld de kinderen in tweetallen opdrachtjes aan elkaar te geven. Hierbij moeten ze aan elkaar de opdracht geven om een plaatje of woordje door te strepen, te onderstrepen, een stippellijn te zetten, een streep te trekken en hun liniaal te gebruiken.

Optioneel: Cluster 33 (herfst)

De inkt, de vulpen, de balpen.

Als je dit cluster ook behandeld hebt, kun je tijdens het dictee ook nog in de opdracht verwerken waarmee de kinderen moeten schrijven.Bijvoorbeeld: ‘Onderstreep plaatje x met de balpen/vulpen etc.

Lees verder