Beste lezer,

Ik hoop dat je met de lesideeën uit de vorige rubriek vol enthousiasme aan de slag bent gegaan in de klas! We kregen vragen of we ook voor de peuters en voor de leerlingen van groep 4/5 lesideeën kunnen geven. In deze rubriek kijken we vanaf nu ook naar LOGO Peuters (instroom) en LOGO Schooltaalwoorden. Ook hierbij kun je de woorden inpassen in de actualiteit. Ook zorgen we voor downloadbaar materiaal.

Dit zijn werkbladen of spelletjes die gebruikt kunnen worden tijdens de semantisering en consolidering. Belangrijk hierbij is dat dit downloadbare materiaal nooit los aangeboden wordt, maar altijd in context van de woordleeractiviteit in de groep. In de lesideeën zijn de fasen van de viertakt uitgewerkt, om de woorden kort en krachtig aan te bieden en terug te laten komen. Dit zorgt voor een robuuste opbouw van de woordenschat en die bereik je niet als er activiteiten losgekoppeld worden. Dan doe je kinderen tekort. Dit downloadbare materiaal kun je eerst in de groep gebruiken, maar daarna ook aan de kinderen meegeven naar huis, zodat ouders ook betrokken kunnen worden bij de woordenschatopbouw. Thuis kunnen de spelletjes ofwel in het Nederlands of in de thuistaal gedaan worden, dat maakt niet uit, zolang er maar over gesproken wordt!

De lesideeën die ik hier aanreik zijn, als je (nog) geen LOGO-gebruiker bent, ook gewoon te gebruiken. De lesideeën zijn op de genoemde kant en klare leerkrachtkaarten en clusters gebaseerd, maar je kunt ze ook zelf uitwerken. Dat vergt meer voorbereidingstijd, maar hierdoor creëer je rijke taalsituaties en verbind je het expliciete en impliciete woordenschatonderwijs. Door met de kinderen verder in gesprek te gaan over de woorden en betekenissen zullen andere woorden en betekenissen aangehaakt worden waardoor de betekenis van woorden verder uitgediept wordt.

Deze maand staat het volgende actuele thema centraal: (De intocht van) Sinterklaas. De ‘voor de hand liggende’ LOGO-praatplaten die specifieke doelwoorden bevatten die bij dit thema passen, zijn natuurlijk: praatplaat 1 Sinterklaas (winter) groep 1 & praatplaat 1 Sinterkaas (winter) instroom

Veel succes en plezier!

Linda Meijer

 

 

Zoals gezegd staat deze maand het actuele onderwerp (De intocht van) Sinterklaas centraal. De lesideeën die ik bedacht heb zijn gebaseerd op onderstaande LOGO-clusters. Maar ook als je nog geen LOGO-gebruiker bent, kun je de lesideeën alsnog gebruiken in jouw klas! Dan kun je de clusters met de afbeeldingen zelf maken.

Instroom Groep 1 en 2 Groep 3 Schooltaalwoorden 
16 november: De intocht van Sinterklaas
Cluster 8 (herfst): het regent, nat, de paraplu, de zon schijnt, droog. Cluster 36 (herfst): misschien, zeker Cluster 6 (grijs): het materiaal, het fluweel, het leer, de zijde, het bont. Cluster 38: de jongere, (de jeugd), de middelbare leeftijd, de bejaarde, {bejaard}, de ouderdom
  •  

Lesidee Peuters en instroom, cluster 8 (herfst)

Woorden: Het regent, nat, de paraplu, de zon schijnt, droog

1. Voorbereiding

Intocht met regen https://ap.lc/TcAXl 
Intocht met zon https://ap.lc/TcAXl 

2. Voorbewerken en semantiseren

Pak je tas, kijk erin en haal er de paraplu, regenlaarzen en het regenpak uit.

Volgende week komt Sinterklaas naar Nederland, spannend hè! Ik ga naar buiten om naar Sinterklaas te kijken. Misschien heb ik dit dan wel nodig (laat de spullen zien). Want het kan misschien gaan regenen. Wanneer het regent komt het water uit de lucht; het regent. Als het regent word je nat. En als het regent tijdens de intocht van Sinterklaas worden Sinterklaas en zijn Pieten ook nat (laat foto zien). Als het regent heeft Sinterklaas een paraplu nodig zodat hij niet nat wordt (maak de paraplu open en laat zien op foto).

Hopelijk is het tijdens de intocht droog en schijnt de zon. Net zoals tijdens deze intocht (laat foto zien). Je ziet de zon schijnen. Als de zon schijnt, blijf je droog. Als het regent word je nat.

Ik vind het fijn als buiten de zon schijnt, dan blijf ik lekker droog tijdens de intocht en blijven Sinterklaas en zijn Pieten ook lekker droog

Kijk eens wat ik hier heb: een paraplu (maak open en laat zien). Mocht het toch regenen tijdens de intocht dan heb ik mijn paraplu. Ook kan ik regenlaarzen en een regenpak aandoen. De regen valt dan op mijn paraplu. Sinterklaas heeft dan ook een paraplu nodig; zijn baard en kleren worden dan niet nat, maar blijven droog

3. Interactieve verwerking

    • De kinderen krijgen allemaal een (papieren) doekje. Ze voelen dat dit droog is. Nu mogen ze het nat maken bij de kraan. Ga in gesprek over droog en nat. Hoe voelt het verschil? Zullen we ook jullie sokken onder de kraan doen? Voelen natte sokken fijn?
    • Dit kun je ook doen met handenwassen; eerst zijn hun handen nog droog, maar als ze onder de kraan gaan, zijn ze nat.
    • Bespreek met de kinderen: is hun kleding nu droog of nat?
    • Ga met de kinderen naar buiten om te kijken of het regent of dat de zon schijnt? Voer een gesprekje over het weer.

4. Consolideren en controleren

Zie ook de leerkrachtkaart voor consolideeractiviteiten en voor interactie-ideeën. Gebruik het bijbehorende downloadblad de kinderen kunnen met blauw omcirkelen/inkleuren/kruisje zetten etc. als zij de paraplu hebben gevonden, deze hebben ze nodig als het regent. Misschien kunnen ze nog meer vinden (regenlaarzen en regenpak). Daarna kunnen zij met rood de kleren omcirkelen/inkleuren/kruisje zetten etc. die ze nodig hebben als de zon schijnt.

  •  

Lesidee groep 1 en 2 – groep 1, cluster 36 (herfst)

Woorden: Misschien, zeker

1. Voorbereiding

    • Een schoen en een klein ingepakt cadeautje (bijvoorbeeld een autootje).
    • Download het briefje van Sinterklaas en knip uit.

2. Voorbewerken en semantiseren

Houd je schoen met het pakje voor je en kijk er verrast naar.

Ik heb eergister mijn schoen op school gezet. Toen ik vandaag in de klas kwam wist ik niet zeker of er een cadeautje in mijn schoen zou zitten. Misschien wél een cadeau, maar misschien ook géén cadeau. 

Toen ik vanochtend ging kijken zat er een cadeau in (laat het pakje zien). Wat zal erin zitten? Misschien wel nieuwe sokken? Misschien een chocoladeletter? Ik weet het niet zeker. Laten we het cadeautje openmaken, dan weten we zeker wat erin zit! Ah, een (bijvoorbeeld) auto. Nu weet ik zeker wat voor cadeau er in mijn schoen zit.

Er zat ook een briefje bij de schoen (laat het briefje zien). Van wie zou dat briefje kunnen zijn? Misschien wel van Sinterklaas, maar misschien van één van zijn Pieten. Zullen we het briefje lezen? Dan weten we het zeker. Lees briefje. Nu weten we zeker dat het briefje van Sinterklaas is.

Als je het zeker weet, dan is het ook zo. En ik weet het zeker, want ik zie het cadeau. Dus misschien, dat is als je het niet weet en zeker is als je het wel weet. 

3. Interactieve verwerking

    • Bespreek met de kinderen of zij misschien vanavond hun schoen gaan zetten.
    • Wat doen ze dan? Waarom zou er misschien geen cadeautje in hun schoen kunnen zitten? 
    • Wat zou misschien helpen om een cadeautje te krijgen (liedjes zingen, wortel neerleggen, tekening maken)? Weten ze dat zeker
    • Wat hopen ze te krijgen? Wat zit er misschien in hun schoen? 
    • Weten ze zeker wat ze krijgen?

4. Consolideren en controleren

Download de bijbehorende oefening en knip de plaatjes uit en stop deze in een zakje/bakje. Bespreek van tevoren welke plaatjes er allemaal zijn. In tweetallen pakt het ene kind steeds een plaatje en kan het andere kind dit plaatje niet zien. Het andere kind gaat raden welk plaatje het is. Is het misschien een pepernoot, chocoladeletter, staf etc. Als het goede plaatje geraden is antwoordt het kind met: ja zeker! Kijk maar.

Tip! Als je de plaatjes dubbel print kun je met de kaartjes een memory spelen. Laat de kinderen steeds de woorden misschien en zeker gebruiken tijdens het spel:

    • Misschien pak ik de pepernoten’
    • Misschien pak ik de chocoladeletter’
    • ‘Ik weet zeker dat ik de schoen heb’

Lesidee – groep 3, cluster 6 (grijs)

Woorden: Het materiaal, het fluweel, het leer, de zijde, het bont 

1. Voorbereiding

    • (Sinterklaas gerelateerde) kleren: mantel en pietenmuts (fluweel), schoenen (leer), witte handschoenen (zijde), jas met bontkraag (bont).
    • Stukje van fluweel, leer, zijde en bont.
    • Mocht je de (stukjes) materialen niet hebben, kun je onderstaande foto’s gebruiken:

Fluweel  https://ap.lc/WYOPj 
Leer  https://ap.lc/mUsgG 
Zijde  https://ap.lc/oJzAM 
Bont  https://ap.lc/AzTKQ 

2. Voorbewerken en semantiseren

Op tafel staat een grote doos met de verkleedkleren en stukjes stof.

Begin met het voelen aan een das of een sjaal. Mmm, dat voelt lekker, lekker warm en zacht. Deze sjaal is gemaakt van een fijn materiaal. Voel ook maar even. Dit is een fijn materiaal. In deze grote doos heb ik nog meer materialen. Zullen we eens kijken wat erin zit? (Pak het stukje fluweel of laat de foto zien). Kijk: dit is een materiaal. Dit materiaal heet fluweel. Van fluweel kun je iets maken. Bijvoorbeeld de mantel van Sinterklaas (pak de mantel, het stukje stof of laat de foto zien). De mantel van Sinterklaas is van fluweel. Maar ook een pietenmuts (pak de pietenmuts) kan gemaakt zijn van fluweel. Fluweel is een materiaal

Ik zie hier nog een materiaal (pak het stukje bont of laat de foto zien). Dit materiaal heet bont. Van bont kun je iets maken. Bijvoorbeeld deze kraag van een jas (pak de jas met bontkraag of de foto). Deze kraag is gemaakt van bont. Dan blijf je lekker warm tijdens de intocht van Sinterklaas. Bont is materiaal. Van bont kan een warme kraag voor een jas gemaakt worden. 

En dit is (pak het stukje leer) een ander materiaal, dit materiaal heet leer (laat de schoenen zien of de foto). Deze schoenen van Sinterklaas zijn van leer gemaakt. Sinterklaas draagt schoenen van leer. Leer is een materiaal. 

Even kijken hoor, wat zit er nog meer in de doos? Ah, er zit nog één materiaal in (laat een stukje zijde zien of de foto). Dit materiaal heet zijde. Van zijde kun je iets maken, bijvoorbeeld de handschoenen van Sinterklaas. De handschoenen van Sinterklaas kunnen van zijde gemaakt zijn. Deze handschoenen zijn van zijde

3. Interactieve verwerking

    • Laat stukjes materiaal en/of verkleedkleren rondgaan of laat de foto’s nogmaals zien. Laat de kinderen uitleggen hoe de stoffen voelen (of bij de foto’s: hoe ze dénken dat de materialen voelen): hard-zacht-glad-warm-koud.
    • Bespreek met de kinderen of zij iets aan hebben dat van fluweel, leer, zijde of bont gemaakt is.
    • Kennen de kinderen nog andere materialen waar kleren van gemaakt zijn (wol, katoen)?
    • Kunnen de kinderen met hun ogen dicht voelen welk materiaal het is? Of als je het beschrijft? 

4. Consolideren en controleren

Download het bijbehorende downloadblad en print dit voor ieder kind uit. De kinderen moeten verschillende kledingstukken met een lijn naar de juiste persoon trekken. 

    • Herkennen zij de verschillende materialen? Fluweel, leer, zijde en bont? 
    • Zien zij ook nog andere materialen? 
    • Waaraan kun je zien bij wie de kledingstukken passen?
    • Kan de mantel van Sinterklaas ook van leer of bont gemaakt zijn?
    • Kunnen de pieten fluwelen schoenen dragen?
  •  

Lesidee groep 4/5 – Schooltaalwoorden, cluster 38

Woorden: De jongere (de jeugd), de middelbare leeftijd, de bejaarde, {bejaard}, de ouderdom

1. Voorbereiding

Jongere pieten https://ap.lc/eTxxf 
Sinterklaas met kinderen + middelbare leeftijd https://ap.lc/vftJR  
Sinterklaas + bejaarden https://ap.lc/VBLYK 

2. Voorbewerken en semantiseren

Laat bovenstaande foto’s zien van de intocht van Sinterklaas.

Tijdens de intocht van Sinterklaas zijn er veel mensen met verschillende leeftijden. Er zijn hele jonge mensen maar ook oude mensen. En daar tussenin heb je nog veel meer. Als jij naar de intocht gaat, met wie ga je dan? Misschien wel je jongere broertje of zusje of juist je oudere broer of zus? Maar misschien ga je wel met je vader of je oma.  

Tijdens de intocht van Sinterklaas zijn er ook jongere (wijs aan) Pieten aanwezig. Een jongere is iemand tussen de 16 en 25 jaar oud. Ik denk dat deze jongere Piet (wijs aan links) wel ouder is dan 20 jaar, maar het is een jongere. Deze Piet (wijs aan rechts) is ook een jongere.

Hier zie je iemand van middelbare leeftijd (wijs aan: persoon op podium), die is tussen de 40 en 60 jaar. De man op de foto is van middelbare leeftijd, hij is tussen de 40 en 60 jaar. Op de foto zie je nog iemand van middelbare leeftijd (wijs aan: man met bril), deze man is ook van middelbare leeftijd, hij is tussen de 40 en 60 jaar.

Als je nog ouder bent, dan ben je bejaard. Een bejaarde is iemand van 65 jaar of ouder. Hier zie je Sinterklaas (wijs aan), die is een bejaarde, hij is ouder dan 65. Hier zie ik nog een bejaarde (wijs aan). Deze bejaarde is denk ik wel al ouder dan 70 jaar. 

De ouderdom is de tijd dat iemand oud is. Mensen die oud zijn kunnen dingen minder snel dan toen ze jong waren, maar ze hoeven niet te werken. Sinterklaas bijvoorbeeld is heel oud. Zo heeft Sinterklaas de Pieten als hulp omdat hij al zo oud is, en rijdt hij op Ozosnel zodat hij niet zover hoeft te lopen. Mensen met een hoge ouderdom kunnen niet meer over daken klimmen. Gelukkig heeft Sinterklaas veel jongeren die hem helpen: de jonge Pieten gaan het dak op. 

 Dus een jongere is iemand tussen de 16 en 25 jaar. Iemand van middelbare leeftijd is tussen de 40 en 60 jaar oud. Een bejaarde is 65 jaar of ouder. En ouderdom, is de tijd dat iemand oud is.

3. Interactieve verwerking

    • Waaraan kun je zien dat Sinterklaas bejaard is (hij heeft een baard, hij zit op een paard, hij heeft een staf, hij heeft ouderwetse kleding)?
    • De ouderdom is de tijd dat iemand oud is en minder dingen kan doen dan toen hij jong was. Waar helpen de pieten de Sint mee (cadeautjes in schoenen doen, over daken klimmen, zware zak met cadeaus tillen, cadeaus inpakken, etc.)? 
    • Wat kan de Sint nog steeds wel zelf? 
    • Werkt de Sint nog steeds? Doen alle bejaarden dat?
    • Wat zijn de Pieten (jongere, van middelbare leeftijd, bejaard of misschien heel jong)?
    • Van welke leeftijdsgroep zijn de meeste mensen?

4. Consolideren en controleren 

Zie ook de leerkrachtkaart voor consolideeractiviteiten en voor interactie-ideeën. Om de woorden te gebruiken in de context van de intocht van Sinterklaas, kun je het bijbehorende downloadblad voor ieder kind printen. De kinderen trekken een lijn van de kleding naar de juiste persoon (Sinterklaas, kind of Piet). De kinderen gaan met elkaar in gesprek over de kleding. In tweetallen bespreken de kinderen welke kleding bij een jongere, iemand van middelbare leeftijd of een bejaarde past. De kinderen schrijven bij de kledingstukken wat waarbij past.

    • Draagt een jongere dezelfde kleding als een bejaarde?
    • Waaraan kun je zien welke kleding bij wie past? 
    • Is dat altijd zo?
    • Dragen alle bejaarden dezelfde kleding als Sinterklaas? 

Let op: De woordenschatoefeningen van Rezulto zijn goed te gebruiken ter inspiratie en als onderdeel van jouw woordenschatonderwijs. De oefening past in de viertakt, maar is niet voldoende als zelfstandige les! 

Lees verder

Woorden zijn de basis om goed mee te kunnen doen op school

Een beperkte woordenschat bij kinderen is een voorspeller van minder sociaal-maatschappelijk succes op latere leeftijd. Daarom is vroegtijdig inzetten op taalonderwijs essentieel. In een interview met Dirkje van den Nulft, medeoprichter van Rezulto, en Marieke Boers, trainer bij Rezulto en NT2-docent,

Verder lezen