Leerkrachten hebben allemaal hetzelfde doel voor ogen: leerlingen de beste kans bieden om hun taalvaardigheid te ontwikkelen. Maar hoe zorg je er nu voor dat dit proces niet alleen effectief, maar ook gestructureerd en inspirerend verloopt? Didactische vaardigheden zijn bij woordenschatonderwijs fundamenteel. Trainer Brenda deelt haar expertise over de viertakt (Van den Nulft & Verhallen, 2001): een didactische aanpak die helpt om taalverwerving op een gestructureerde en effectieve manier vorm te geven. Het biedt structuur en houvast voor zowel leerkracht als leerling. We nemen de vier stappen één voor één onder de loep en krijgen van Brenda bij elke stap een praktische tip om het maximale uit de aanpak te halen.
Effectief woordenschataanbod in vier stappen
Je gebruikt het viertaktmodel met name als je expliciet woorden aanbiedt. Volgens het viertaktmodel doorlopen leerlingen vier stappen om tot een goede woordenschat uitbreiding te komen. Met trainer Brenda lopen we door de vier stappen van de viertakt heen.
1. Voorbewerken
De eerste stap draait om nieuwsgierigheid wekken, voorkennis activeren en de leerlingen voorbereiden op wat komen gaat. Het doel is om context en betekenis te creëren. Tijdens deze stap activeer je het juiste gebiedje op het woordkennisnetwerk zodat ze daar de nieuwe woorden kunnen gaan aanhaken. Het onderwerp wordt op een speelse en laagdrempelige manier geïntroduceerd, zodat leerlingen enthousiast raken en een basis hebben om mee te denken. Verzin hierbij iets waarmee je op een leuke manier de aandacht van de kinderen kunt pakken. Doe iets onverwachts, iets grappigs, vertel een spannende intro of laat een voorwerp of passende plaat zien. Zorg er wel voor dat je voorbewerking kort is!
2. Semantiseren – nieuwe woorden betekenis geven
Nu is het tijd om leerlingen de nieuwe woorden te gaan aanleren. Het gaat hierbij nooit om losse woorden, maar altijd om minimaal 2 tot 6 woorden die logisch zijn om in één keer aan te bieden. Je legt de woorden kort en duidelijk uit (waarbij je zorgt voor voldoende herhaling van de doelwoorden en de kindvriendelijke betekenissen) en laat het ook in het hier en nu zien. De uitleg gekoppeld aan de uitbeelding in een heldere context zorgt ervoor dat de kinderen de woorden begrijpen. Door ze direct na het semantiseren zelf met de woorden aan de slag te laten gaan (interactive verwerking) kunnen ze de koppeling maken met hun eigen belevingswereld en hun eigen woordkennisnetwerk. Het is belangrijk dat je altijd consequent bent in je uitleg. Dit wil zeggen dat je de woorden steeds op dezelfde manier uitlegt en dezelfde woorden/betekenissen gebruikt. De koppeling van de woorden aan een afbeelding (zoals in het materiaal van LOGO) helpt de kinderen bij het inoefenen en onthouden van de woorden.
3. Consolideren – herhalen, herhalen, inoefenen, inoefenen
Het begrijpen van een woord is slechts het begin; herhaling is nodig om het te verankeren in het geheugen. Woorden moeten meerdere keren en in verschillende contexten terugkomen om goed te blijven hangen. Deze continue herhaling en inoefenen is essentieel om ervoor te zorgen dat de woordenschat echt beklijft.
Consolideren betekent dat leerlingen met de eerder aangeboden woorden aan de slag gaan in verschillende activiteiten. Dit kunnen spelletjes, gesprekjes of creatieve opdrachten zijn. Het doel is dat de woorden worden ingebed in het lange termijn geheugen en dat de leerlingen ze actief gaan gebruiken in hun taal.
Een tip van Brenda is dat je idealiter zoveel mogelijk kinderen tegelijkertijd activeert, zodat ze hun aandacht niet verliezen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan zit/sta opdrachtjes, raadseltjes waarbij ze op tel 3 tegelijkertijd antwoord moeten geven, gezamenlijk dingen uitbeelden etc. Verder is het belangrijk om een intensievere aanpak toe te passen bij kinderen die wat meer moeite hebben met het leren van de woorden. Zij kunnen zich de woorden ook eigen maken maar hebben echt meer herhaling en inoefening nodig! Roep deze kinderen net wat vaker bij je om bijvoorbeeld nog even een extra spelletje bij de woordmuur te doen.
Wil je meer lezen over consolideeractiviteiten? Doe hier je inspiratie op!
4. Controleren
In de laatste stap controleer je of de leerlingen de woorden begrijpen en onthouden. Denk daarbij niet gelijk aan het afnemen van toetsen. Je kunt dit ook op andere manieren monitoren. Zo kun je de woorden ‘kapstok en jas’ controleren door een leerling te vragen zijn of haar jas van de kapstok te pakken. Als de leerling deze opdracht goed uitvoert, kun je constateren dat hij of zij de woorden begrijpt. Daarnaast moedig je leerlingen ook aan om de woorden actief zelf te gebruiken. Dit laat zien dat ze het woord niet alleen begrijpen (passieve beheersing), maar ook zelf kunnen toepassen (actieve beheersing). Het periodiek afnemen van een toets kan wel helpend zijn bij het monitoren van je groep. Het maakt duidelijk of je voor deze leerlingen goed bezig bent of je je didactisch handelen misschien moet aanpassen.
De kracht van de viertakt ligt in de gestructureerde aanpak, die zorgt voor herkenning en routine bij zowel de kinderen als de leerkrachten. Elke stap bouwt voort op de vorige, waardoor leerlingen niet alleen nieuwe woorden leren, maar deze ook actief kunnen toepassen in verschillende situaties.
Flexibel integreren in je lesdag
Het aanbieden van nieuwe woorden kost slechts 10 tot 12 minuten per dag en kan flexibel plaatsvinden. Het hoeft niet altijd een specifiek moment te zijn in de kring, maar kan ook gebeuren tijdens andere activiteiten zoals de gymles of tijdens het buitenspelen. Dan kost het geen extra tijd maar wordt het gewoon een onderdeel van je dagelijkse activiteiten. Het belangrijkste is dat de woorden duidelijk worden uitgelegd en uitgebeeld. Het controleren en inoefenen is altijd kort en ongeveer twee à drie keer per dag als je een paar minuten over hebt. Brenda geeft hiervoor de volgende handige tip: “Het makkelijkst is om dit te doen tijdens een ‘wisselmoment’. Als de kinderen terugkomen na de pauze, doe je bijvoorbeeld een klein spelletje met de platen van de woordmuur. Een fantasie verhaaltje vertellen tijdens het eten en drinken waarbij je woorden van de woordmuur gebruikt (en aanwijst) is ook een leuke manier. Het woordenschatonderwijs wordt zo echt een onderdeel van wat er gedurende de dag in je klas gebeurt. Door de woordmuur in de klas, kun je als leerkracht altijd goed zien met welke woorden je bezig bent en elke gelegenheid benutten om ze in je taalgebruik mee te nemen.”
Gouden tip voor woordenschatonderwijs van Brenda
“Zorg er vooral voor dat het leuk is voor jezelf en voor de kinderen, dat werkt altijd! Zie het niet als een grote opgave, maar integreer het in je dagelijkse activiteiten. Focus je tot slot op de successen die je gaat behalen. Hoe leuk is het namelijk als je merkt dat de kinderen de nieuwe woorden begrijpen en gaan gebruiken?’’
Taal leer je niet door alleen te luisteren. Het bestaat uit verschillende fases en interactie is hierin erg belangrijk. Als je het leren van taal echt levendig maakt, zullen leerlingen er niet alleen meer plezier in hebben, maar ook sneller vooruitgang boeken. Breng de viertakt tot leven in jouw klas. Probeer het uit, experimenteer met verschillende activiteiten en zie hoe je leerlingen groeien in hun taalvaardigheid. Want taal is niet alleen een middel om te leren – het opent de deur naar de wereld.