Rezulto trainer Moniek is sinds 2018 directeur op basisschool Kuna Mondo, een school voor nieuwkomersonderwijs in de regio Waterland, Noord-Holland. Moniek is van oorsprong Taalkundige, tijdens haar studie Nederlands specialiseerde ze zich in het onderwijs in Nederlands als tweede taal. Haar afstudeeronderzoek ging over de verschillen in passieve woordkennis van kinderen in de brugklas in verschillende schooltypen. Ze ontdekte in alle schooltypes grote verschillen tussen kinderen met een Nederlandstalige achtergrond en kinderen die het Nederlands als tweede taal spraken. Vanaf dat moment is Moniek bezig geweest met het overbruggen van de verschillen om die jongeren en kinderen de kansen te bieden die ze verdienen. Moniek heeft met haar schoolleiderschap de kans om haar kennis over nieuwkomersonderwijs in de praktijk van haar eigen school in te voeren. We stelden Moniek daar een aantal vragen over.


Waar begin je als school? 

Alles begint bij een stuk beleid. Bekijk goed wat nodig is voor de populatie kinderen op jouw school, voor goed onderwijs en om daarbij te werken aan goede goede taalontwikkeling en uitbreiding van de woordenschat. Veel scholen starten met een woordenschataanpak in de onderbouw en breiden die dan in een paar jaar tijd uit over de hele school uit, de aanpak groeit met de kinderen mee. Maar dat hoeft niet noodzakelijkerwijs, legt Moniek uit: “Het belangrijkste is dat je begint bij de kinderen die het het hardst nodig hebben en dat je geen groepen vergeet omdat het nog niet in jouw planning past.” Je team moet zich bewust zijn van de noodzaak tot intentioneel woordenschatonderwijs, en gemotiveerd zijn om hier in de klas systematisch mee aan de slag te gaan. Het is de leerkracht en de ondersteuner die het doet.


Hoe maak je als school je woordenschatonderwijs compleet? 

Volgens Moniek begint een compleet woordenschatprogramma met het kijken naar de specifieke leerbehoeften van je leerlingen. Vallen kinderen bijvoorbeeld uit op leesbegrip, valt je op dat kinderen vaak weinig en eenvoudige woorden gebruiken, niet zo gedetailleerd kunnen verwoorden wat ze bedoelen? Dan is de kans groot dat de woordenschat een boost kan gebruiken. Je zorgt voor een rijk kennis- en taalaanbod in de klas, en stemt daar je woordenschataanbod op af. Vaak vormt je ‘woordenschatlesje’ preteaching bij een les waarin je de kinderen iets leert, bijvoorbeeld binnen een algemeen thema of wereldorientatie. “Als je het over een doorgaande lijn hebt, is het belangrijk om in groep 1 en 2 nog veel aandacht te besteden aan basiswoorden, in groep 3 aandacht te besteden aan de leeswoordenschat en in de hogere groepen aan schooltaalwoorden en abstracte begrippen, vaak niet alleen voor de kinderen die het Nederlands als tweede taal spreken, maar het komt ook regelmatig voor dat kinderen die wel Nederlands als moedertaal spreken nog extra woordenschataanbod kunnen gebruiken,” zegt ze. “Elke leerling moet woorden aangeboden krijgen die hij of zij nodig heeft om mee te kunnen doen in de klas, en daar moet je oog voor hebben. En hoe groter de woordenschat van een kind is (ook in de moedertaal), hoe meer kapstokjes het kind heeft om weer nieuwe begrippen bij te leren.”

Moniek benadrukt dat een vaste didactische aanpak van je woordenschatonderwijs gedurende de hele basisschool, zoals de aanpak Met woorden in de weer en de materialen van LOGO3000 bieden, grote voordelen heeft. “Een vaste aanpak biedt herkenning, structuur en samenhang. Kinderen weten wat er van hen verwacht wordt, omdat de routines hetzelfde blijven. Ze bouwen een woordbewustzijn op, weten dat het belangrijk is veel woorden te kennen en werken hier actief aan.”


Wanneer is woordenschatonderwijs compleet? 

Woordenschatonderwijs is compleet als je de kinderen in je klas, gedifferentieerd, kunt bieden wat ze nodig hebben. Dat betekent dat je woordselectie er het ene jaar anders uitziet dan het andere jaar, in dezelfde jaargroep. Want de ene groep, is de andere niet en het ene kind is het andere kind niet. In grote lijnen bepaal je je aanbod, maar jaarlijks kijk je welke woorden (woordclusters) je precies moet aanbieden aan je groep, en hoe je daarbinnen kunt differentieren. De precieze keus van de woorden ligt dus zeker niet voor een heel schooljaar vast, maar stem je af op allereerst de inhoud van je onderwijs en daarbij de kinderen die je op dat moment in de klas hebt.


Wat is het effect van je woordenschatonderwijs compleet maken?

Moniek haalt een voorbeeld aan van een basisschool in Amsterdam-Noord, De Vier Windstreken (bekend van de tv-serie Klassen) waar jaren geleden de implementatie van het traject Met woorden in de weer begeleidde. Op deze school maakte een systematische aanpak voor woordenschatonderwijs een enorm verschil. “De school staat in een wijk in Amsterdam Noord met op dat moment een heel erg veranderende populatie. Vanaf het eerste moment ging het team er vol voor en door systematisch met z’n allen Met woorden in de weer aanpak toe te passen, door consequent korte woordenschatlessen te geven volgens de viertakt, in elke klas een woordmuur te hebben en door dagelijkse herhaling van woorden, behaalden ze de hoogste uitstroomresultaten van de wijk. Dat laat zien wat mogelijk is als je als team vanuit dezelfde visie werkt.”


Hoe ondersteun jij als directeur de leerkrachten bij het geven van kwalitatief woordenschatonderwijs?

Moniek is als directeur continu bezig om haar team te ondersteunen in het geven van kwalitatief hoogstaand woordenschatonderwijs. De school werkt met de nieuwkomersmethode Wereld vol woorden thematisch, waar in betekenisvolle thema’s woorden uit LOGO worden aangeboden. Elk thema wordt door leerkrachten gezamenlijk voorbereid. “Nieuwe leerkrachten worden ingewerkt op hoe de woordenschatdidactiek werkt. Daarnaast faciliteren we de benodigde materialen, zoals woordmuren, en analyseren we samen toetsresultaten om de voortgang van leerlingen te monitoren en te verklaren.”

Ook zijn initiatieven zoals ‘kijken bij elkaar’ aan te raden. “Leerkrachten bezoeken elkaars lessen om te leren, te inspireren en feedback te geven. Dat helpt enorm om als team sterker te worden en een consistente aanpak te waarborgen.”


Wat is jouw boodschap aan andere schooldirecteuren?

Woordenschatonderwijs vraagt om prioriteiten stellen, benadrukt Moniek. “Er worden als directeur en als leerkracht veel verschillende dingen van je gevraagd. Maar als je kiest voor een duidelijke focus op woordenschat binnen een betekenisvolle context, kun je echt een verschil maken. Het is een investering met een grote impact.”

Durf keuzes te maken, geloof in de kracht van een goed woordenschataanbod en faciliteer je team hierin om de beste kansen te creëren voor de kinderen op je school. Een onderwijskundig traject goed neerzetten, dat vraagt wat, daar moet je echt in investeren met je team. “De lessen van LOGO in je groep zelf zijn een relatief kleine tijdsinvestering met heel veel effect en ik denk echt dat je een verschil kunt maken in het leven van kinderen door te zorgen dat een te kleine woordenschat hen niet in de weg zit bij het leren.“ 

Kortom, een compleet woordenschatprogramma is bepalend voor de toekomst van de kinderen. Met de juiste didactische aanpak en opbouw van de woordenschat gedurende de hele schoolloopbaan van het kind, kunnen scholen een groot verschil maken. Zoals Moniek het verwoordt: “Het gaat niet enkel om woorden, maar die woorden, dragers van kennis van de wereld,  zorgen voor gelijkwaardige kansen voor kinderen.”

Lees verder

Intercultureel onderwijs: de klas als mini-maatschappij

In een klaslokaal vol verschillende culturele achtergronden ontstaat een unieke dynamiek: een mini-maatschappij waar kinderen niet alleen leren lezen en schrijven, maar ook leren over elkaars gebruiken, tradities en verhalen. Trainer Jolanda, met 21 jaar ervaring in het onderwijs en drie

Verder lezen