Hoe je als leerkracht écht het verschil maakt in het speciaal onderwijs
“Alles begint met woorden”, is voor trainer en specialist in woordenschatonderwijs Judith geen loze uitspraak. Judith is jarenlang een docent taal op de pabo geweest. Haar fascinatie voor woordenschat begon daar en kreeg een vaste plek in haar loopbaan. Via oud-collega’s kwam ze terecht bij Rezulto, waar ze inmiddels trainingen verzorgt op scholen door het hele land, van speciaal basisonderwijs tot praktijkonderwijs. In een open gesprek deelt ze haar ervaringen binnen het speciaal onderwijs.

Woordenschat in het speciaal onderwijs: minder woorden, meer herhaling
De basisprincipes van woordenschatonderwijs zijn volgens Judith overal hetzelfde, of het nu gaat om regulier of speciaal onderwijs. Toch vraagt het speciaal onderwijs om aanpassingen. Het tempo ligt over het algemeen lager, de herhaling is intensiever, en er is vaak meer individuele begeleiding nodig.
Judith vertelt dat Rezulto daarom altijd trainingen op maat geeft. “Wij brengen de didactiek, en de leerkrachten brengen de kennis van hun leerlingen.”
Zonder woorden kun je niet meedoen
Een kind dat de woorden niet begrijpt, mist niet alleen de lesinhoud, maar ook het vermogen om vragen te stellen, na te denken, opdrachten uit te voeren of mee te doen aan een gesprek. Dat heeft niet alleen cognitieve gevolgen, maar raakt ook het zelfvertrouwen en de sociale ontwikkeling.
Judith deelt een tekenend voorbeeld van een leerling in groep 6 die al een jaar lang regelmatig ziek werd met vage klachten als buikpijn en hoofdpijn. Artsen konden niets vinden, en ook op school begreep niemand precies wat er aan de hand was. Op een middag voelde de jongen zich weer niet lekker, maar hij kon niet naar huis. Wat bleek? De jongen had moeite met zijn rekenwerk, hij begreep het woord ‘splitsen’ niet.
Toen de directeur naast hem ging zitten en hem rustig uitlegde wat splitsen betekende, begon de leerling de opdrachten ineens wél te maken, en zijn klachten leken voor even verdwenen. “Dat is de impact van woordenschat”, zegt Judith. “Zonder te beschikken over de juiste woorden begrijp je de instructies niet, kun je niet aangeven dat je iets niet snapt en raak je gefrustreerd, voel je je niet begrepen waardoor je je ellendig kunt voelen en grote kans dat je gedurende de lessen dan afhaakt.”
Kies de juiste woorden
Opvallend genoeg gaat het niet altijd om méér woorden leren, maar vooral om de juiste woorden. Judith noemde als voorbeeld dat thematische woorden zoals narcis vaak prominent aanwezig zijn in klaslokalen, denk hierbij aan thematische hoeken of lente projecten. Terwijl kernbegrippen zoals ongeveer, precies, veilig of afspraak cruciaal zijn voor het begrijpen van instructies, het voeren van gesprekken en het deelnemen aan het dagelijks schoolleven. Volgens haar is het belangrijk dat leerkrachten zich bewust zijn van deze balans: thematische woorden kunnen zeker verrijken, maar de focus zou in eerste instantie moeten liggen op woorden die kinderen écht nodig hebben om te functioneren en mee te doen op school én daarbuiten.
In het speciaal onderwijs is die focus misschien wel nóg belangrijker. Omdat leerlingen vaak minder woorden kunnen verwerken of onthouden, is het extra belangrijk om bewust te kiezen welke woorden je aanbiedt. De beschikbare ‘taaltijd’ moet dus zo effectief mogelijk benut worden. Denk aan functionele taal die leerlingen nodig hebben om zich staande te houden in het dagelijks leven of tijdens stages, zoals op tijd komen, je melden, pauze, of samenwerken. Woorden die direct bijdragen aan zelfstandigheid en deelname in de maatschappij verdienen daarin prioriteit.
Consolideren: betekenisvol en door de leerkracht zelf
Tijdens het consolideren leren de leerlingen de woorden te gebruiken en te onthouden. In het speciaal onderwijs gebeurt het verwerven van woordenschat, meer dan op het regulier onderwijs, via passieve beheersing. Kinderen herkennen en begrijpen woorden, ook als ze deze nog niet zelf uitspreken. Het is daarom belangrijk dat leerkrachten niet alleen letten op actieve taalproductie, maar bewust nagaan of een leerling de betekenis van woorden passief beheerst. Bij sommige kinderen, bijvoorbeeld met een spraak- of taalontwikkelingsstoornis, kan het zo zijn dat de actieve beheersing misschien nooit volledig op gang komt.
Judith vertelt over een meisje dat niet sprak, maar haar juf bij de hand nam, naar de computer liep en een liedje opzette over buikpijn. Daarmee maakte ze duidelijk wat ze voelde. Ze zei het niet, maar ze begreep het wel. Een treffend voorbeeld van hoe krachtig passieve woordenschat kan zijn en waarom het essentieel is om hier aandacht voor te hebben.
Judith noemt voorbeelden van manieren waarop je het consolideren en het herhalen van woorden kunt stimuleren:
- Gebruik woorden die je gedurende je schooldag aanbiedt, zoals bijvoorbeeld ‘ongeveer’ en ‘precies’ in dagelijkse situaties en verschillende contexten.
- Laat leerlingen gebaren maken of ergens naartoe lopen in plaats van het antwoord te geven (passieve beheersing).
- Maak consolideeractiviteiten veilig, betekenisvol en op maat. Dus kijk goed naar de behoeften van jouw klas. Bijvoorbeeld door te werken met stellingen of keuzes die kinderen kunnen aanduiden zonder te hoeven praten.
Begin gewoon en wees niet te streng voor jezelf
Judith sluit af met een duidelijke boodschap: begin gewoon. Wacht niet tot je alles weet of alles perfect hebt voorbereid. Woordenschatonderwijs is een vaardigheid die je ontwikkelt in de praktijk.
Volgens Judith is het vooral belangrijk om als team samen te werken en duidelijke keuzes te maken. Doe niet alles tegelijk, maar ga gericht aan de slag met wat er écht toe doet. Als je kiest voor aandacht voor woordenschat, kies je voor de basis van leren. Het is geen extraatje, maar een voorwaarde om mee te kunnen doen.
Of zoals Judith het zelf zegt: woordenschat komt van rechts. Het verdient altijd voorrang.